Eekhout_Op_een_nacht_3D.jpgLaat ik het maar eerlijk toegeven: we hielden er rekening mee, we zaten er een beetje op te wachten, we vonden eigenlijk dat het echt niet anders kon. En toch raak je in een feeststemming als Anne Eekhout dan ook echt, geheel volgens onze verwachtingen, genomineerd wordt voor de BNG Bank Literatuurprijs 2016, ‘een prijs voor jonge schrijvers met een jong oeuvre’. Schrijvers die genomineerd kunnen worden zijn Nederlandstalig, van 1976 of daarna. Ze hebben twee of meer literaire prozawerken op hun naam staan, zijn nog niet echt doorgebroken (wat dat ook moge betekenen), hebben geen grote literaire prijs gewonnen en publiceerden in het afgelopen jaar een boek. Dat het een sluis is die toegang biedt tot breder vaarwater wordt wel duidelijk als je kijkt naar wie (onder anderen) de prijs in het verleden hebben gewonnen: Esther Gerritsen, Gustaaf Peek, Christiaan Weijts en vorig jaar Jamal Ouariachi.

Anne Eekhout dus, die drie jaar geleden bij De Arbeiderspers debuteerde met de roman Dogma en van wie dit jaar de opvolger daarvan, Op een nacht, uitkwam. Ze is genomineerd met Thomas van Aalten, Hanna Bervoets, Merijn de Boer en Eva Meijer.

Een paar weken nadat Op een nacht was verschenen, publiceerde Anne in de nrc.next van 21 maart 2016 een stuk onder de titel ‘Moet je knetter zijn als auteur?’ Dat was een pleidooi voor het schrijven van echte fictie, maar het problematiseerde dat genre meteen ook. Want zuivere fictie heeft, aldus Anne Eekhout, geen haakje. Arjen Fortuin sprong daar in een column in NRC Handelsblad tien dagen later gretig op in. Het haakje is, schrijft Fortuin, ‘datgene waarmee een boek uit de grijze massa gewone romans te halen is. Iets autobiografisch bijvoorbeeld. Iets zieligs of iets actueels. Iets dat de redacties van kranten, radio en tv-programma’s interesseert. “Dit is geweldige literatuur” is geen haakje. Dat klinkt te veel als: “Ik heb nog een oude kruik levertraan in de kelder gevonden.”’

Is dat zo? Misschien moet ik er de toespraak die ik hield bij de presentatie van Op een nacht nog eens bij halen. Die staat hieronder tussen de asterisken.

*

Wie de ontwikkelingen in het boekenbedrijf van de laatste jaren heeft gevolgd, moet zich wel sterk bewust zijn van het feit dat het vandaag de dag voor een romanschrijver hondsmoeilijk is geworden om te debuteren in de Nederlandstalige literatuur.

Iedereen weet dat er veel minder boeken worden verkocht dan vroeger, dat er minder boekhandels zijn en dat de boekhandels die er over zijn – de majestueuze uitzonderingen van een boekhandel als Athenaeum waar we ons nu bevinden daargelaten – ook voorzichtiger inkopen en over minder middelen beschikken om alles rijp en groen op de tafels neer te leggen. Daar komt dan nog eens bij dat fictie (en daar behoren romans nu eenmaal toe) de laatste jaren minder verkoopt, niet alleen in absolute zin, maar ook in verhouding tot non-fictie.

Je moet kortom stevig in je schoenen staan om nog carrière te willen maken in een genre waarin – dit is een persoonlijke indruk die ik nog niet met cijfers kan staven – de afgelopen jaren minder gedebuteerd is omdat naar mijn stellige indruk ook uitgevers voorzichtiger zijn geworden.

En als je dan al debuteert dan graag met iets dat brandende kwesties aansnijdt, op de bladderende huid van de barre tijd geschreven is of schaamteloos autobiografisch is.

Durf dan als jonge debutant nog maar eens te komen aanzetten met een roman die met volle overtuiging volledig ontsproten is aan niets dan de verbeeldingskracht. Maar Anne Eekhout durfde zich met Dogma in die niche te storten. Pure fictie over een gegeven – een groep studenten die op zeker moment besluit een documentaire te maken over de zelfmoord van een van hen – waarop kwalificaties als ‘gezellig’, ‘onderhoudend’ of ‘herkenbaar’ nu niet direct toepasbaar zijn.

Anne Eekhout was er ook niet op uit het ons gemakkelijk te maken of om ons gerust te stellen, maar haar oncomfortabele vertelling kreeg wel zijn beslag in een beklijvend boek waarvan de kwaliteiten door de literaire kritiek (kortom door mensen die we wanneer ons dat goed uitkomt doorgaans als kenners zien) onmiddellijk werden herkend. Dogma werd onthaald op viersterrenrecensies (en over dat sterrensysteem zullen we het nu, om het gezellig te houden, ook maar niet hebben). En Dogma werd herdrukt én genomineerd voor de Bronzen Uil voor het beste debuut én op de longlist van de AKO Literatuurprijs gezet.

Kortom: succesvol gedebuteerd in een voor dit type boek niet bepaald gunstig literair klimaat. Voor zoiets word je dan in feite ook meteen weer gestraft want een geslaagde start schept hoge verwachtingen. ‘Succes met een eerste boek is geweldig,’ sprak laatst een thrillerschrijfster, ‘maar als je eenmaal uitgejuicht bent, ontdek je het addertje onder het gras. De lat is een stukje hoger gelegd en het is aan jou om er elegant overheen te springen. Kleine foutjes die je bij je eerste boek nog werden vergeven, zijn nu uit den boze, want je moet er wel van geleerd hebben. Dat moet je bewijzen in je tweede boek.’

Maar volgens mijn stellige overtuiging is Anne Eekhout in het geheel niet gebukt gegaan onder het juk of de vloek van dat tweede boek. Waar ze jaren aan Dogma werkte en in soms grote vertwijfeling talloze nieuwe versies maakte, daar schreef ze haar nieuwe boek Op een nacht – nee, niet in een nacht en ook niet in een vloek en een zucht – maar wel in hooguit anderhalf jaar en ook nog eens met een plezier dat je maar zelden tegenkomt als redacteur.

Dat plezier zit bij haar in de monterheid en vastberadenheid waarmee ze het schreef. Het zit niet per se in het boek zelf. Het plezier spat niet van de pagina’s af. Want laten we wel wezen: wie beide boeken gelezen heeft zonder de auteur ervan te kennen zal op z’n minst denken dat die Eekhout niet bepaald het zonnetje in huis is.

En dat is meteen ook het grote misverstand. Het misverstand om te denken dat het boek (en wat erin tot uitdrukking wordt gebracht) op de een of andere samenvalt met de schrijver (en de psyche van de schrijver). Vaak is dat natuurlijk wel zo, maar het is niet noodzakelijkerwijs zo bij de schrijvers van pure fictie, en daarvan is Anne Eekhout er een. Zij is er daarvan zelfs zozeer een en met zoveel overtuiging dat ze er een stuk over heeft geschreven onder de titel ‘De rijkdom van de pure-fictieschrijver’ [dat stuk dus dat later onder een andere titel in nrc.next stond]. Het is een geestdriftig pleidooi voor dat toch lichtelijk bedreigde genre van de zuivere fictie waarvan de auteurs slechts aan hun eigen fantasie vastzitten: ‘En die is grenzeloos’.

‘Pure fictie kan sentimenten onsentimenteel onder de aandacht brengen, politiek zijn zonder te dwingen, het universele individueel maken en het individuele universeel, juist door niet rechtstreeks afkomstig te zijn uit het leven van de schrijver.’

Het plezier spat van de schrijver, van Anne Eekhout, af en niet zozeer van de bladzijden die zij geschreven heeft. Wat daarvan in Op een nacht af spat is het steeds vastere vormen aannemende vermoeden dat hier iemand aan het werk is die met de kracht van die pure verbeelding alle mogelijke emoties, gedachten en handelingen weet op te roepen. In Op een nacht ervaren we op een nooit eerder beleefde manier wat beklemming, gruwel, ongerustheid en waanzin voor vormen aan kunnen nemen, maar hetzelfde geldt ook voor liefde, geborgenheid en onversneden geluk. Op een nacht is een boek zoals je er voor het eerst een zult lezen.

Maar ook voor het laatst.

En over de vraag of we ons met dit boek uiteindelijk in de hemel of de hel of iets daartussenin bevinden, zal oneindige discussie blijven bestaan.

*

 

Conclusie: Arjen Fortuin heeft gelijk. ‘Dit is geweldige literatuur’ – dat is geen haakje. En toch is dit (het werk van Anne Eekhout) geweldige literatuur. Soms krijg je dan een beetje hulp. Van zo’n nominatie bijvoorbeeld. Soms kan het ook zonder haakjes.

 

 

op-een-nacht-beste